Auteur: Anthony Doerr
Oorspronkelijke titel: All the Light We Cannot See
Verschenen: 2014
Hoofdpersonen: Marie-Laure LeBlanc en Werner Pfennig
Korte samenvatting: Het blinde meisje Marie-Laure LeBlanc vlucht in WO2 met haar vader vanuit Parijs naar Saint-Malo om de meest waardevolle schat van het Natuurhistorisch Museum in Parijs veilig te stellen. De Duitse weesjongen Werner Pfennig belandt bij de Hitlerjugend en wordt naar het front gestuurd. Uiteindelijk komt hij in Saint-Malo terecht, waar hun verhalen samenkomen.
Bijzonder aan dit verhaal vind ik de ontwikkeling die Werner doormaakt. Samen met zijn zusje Jutta woont hij in een weeshuis ergens in een klein mijnstadje in Duitsland. Hij zit vol met vragen en heeft iets met techniek. Uit het niets tovert hij radio’s in elkaar en op een dag wordt hij ‘ontdekt’ door een legerofficier, die ervoor zorgt dat hij naar een speciale school kan, waar hij wordt opgeleid voor het leger. Dit is een keiharde opleiding en er gebeuren nare dingen, die hij eigenlijk niet kan verantwoorden voor zijn geweten. Maar de jongens worden er compleet gehersenspoeld en hun geweten wordt a.h.w. uitgeschakeld. Het komt zelfs zover dat Werner het niet eens opneemt voor zijn vriend, de zachtaardige en kwetsbare Frederik, als deze regelmatig gepest en in elkaar geslagen wordt: Werner doet zijn mond open en dan weer dicht; hij kan niet meer; hij sluit zijn ogen, zijn gedachten. Opvallend is de loyaliteit van Frederick, die Werner niets kwalijk neemt ‘alsof Frederick nu al begrijpt dat voor beiden de koers helemaal is uitgestippeld en er niets anders opzit dan deze te volgen‘. Toch blijft Werner’s geweten spreken, voornamelijk in de persoon van zijn zusje Jutta, die, hoewel jonger dan hij, toch al schijnt te begrijpen dat alles aan deze oorlog fout is. In gedachten praat hij soms tegen haar als hij gedwongen meedoet aan allerlei wreedheden: Ogen dicht, Jutta. Soms schrijft hij haar brieven (die overigens zwaar gecensureerd worden, net als de hare), maar vaker ook niet. Op die manier brengt hij zijn geweten tot zwijgen. Totdat de soldaten met wie hij de radiozenders van het verzet moet opsporen en vernietigen voor zijn ogen een klein meisje doodschieten dat hem aan Jutta doet denken. Op dat moment herinnert hij zich een zin uit een radioprogramma dat werd uitgezonden vanuit Frankrijk, waar hij en zijn zusje voor de oorlog altijd ademloos naar luisterden: Dus, eigenlijk, kinderen, is al het licht welbeschouwd onzichtbaar.
En dan ontmoet hij Marie-Laure. Hun jacht op illegale radiozenders brengt hen naar Saint-Malo, waar hij het signaal opvangt van de zender waarmee zij haar bericht dat ze in nood is de wereld instuurt. Hij herkent haar accent en de muziek van het radioprogramma van vroeger: Nu speelt de piano een uitgebreid, bekend loopje (…) en Werner ziet de zesjarige Jutta zich naar hem toebuigen. Op de achtergrond staat Frau Elena deeg te kneden, hij heeft een kristalontvanger op schoot, de snaren van zijn ziel zijn nog niet beschadigd. (…) Frederick zei dat we geen keuzes hadden, geen regie over ons eigen leven, maar uiteindelijk was het Werner die deed alsof er geen keuzes bestonden. Werner die toekeek hoe Frederick de emmer water voor zijn voeten liet vallen – “ik doe het niet” -, Werner die werkloos aan de kant bleef staan terwijl Frederick de gevolgen onderging. Op dat moment besluit hij om niet te vertellen dat hij een signaal opgevangen heeft.
Marie-Laure, die op haar zesde jaar blind is geworden, beleeft de oorlog in chaotische, angstaanjagende geluiden, geuren en kleuren. Want blind zijn betekent nog niet dat alles zwart is. Het licht dat je niet kunt zien is er wel degelijk, want, zoals de broer van haar oudoom in zijn radioprogramma voor kinderen eens uitlegde: De hersenen zijn uiteraard in totale duisternis gehuld. Ze drijven in een heldere vloeistof binnen in de schedel, nooit in het licht. En toch is de wereld die we daarmee in gedachten construeren vol licht. Die zit boordevol licht en beweging. Hoe dan, creëren de hersenen, die zonder ook maar een sprankje licht bestaan, een wereld vol licht voor ons? (…)
Marie-Laure creëert in haar wereld zonder licht de meest bijzondere kleuren: de museumgebouwen zijn beige, kastanjebruin, hazelnootkleurig. De wetenschappers zijn lila, citroengeel en roodbruin. (…) De kerkklokken geven bronskleurige bogen af (…) Bijen zijn zilverkleurig; duiven zijn rossig en kastanjebruin en heel soms goudkleurig. (…) Haar vader straalt wel duizend kleuren uit: opaal, aardbeienrood, diep roodbruin, mosgroen. Wat een prachtige, poëtische taal gebruikt de schrijver hier om de werkelijkheid te beschrijven!
Door haar zijn creëert Marie-Laure ook licht in de wereld van haar oudoom Etiënne, die zwaar getraumatiseerd is door zijn ervaringen in WO1. Ze weet hem uit zijn schulp te lokken en bouwt een bijzondere band met hem op.
Marie-Laure verzamelt slakken, stenen en schelpen die ze op het strand in Saint Malo vindt. Die sorteert ze op soort en op maat, zoals ze in Parijs deed met de dennenappels die ze vond. Ik denk dat ze dit doet om houvast te hebben in de chaos die haar blindheid met zich meebrengt. Want als je niets ziet is de wereld om je heen één grote chaos. Haar vader helpt haar door zeer gedetailleerde maquettes te maken van de buurt waarin ze woont. Op die manier leert ze, door bijvoorbeeld lantaarnpalen te tellen, zelfstandig de weg te vinden. Haar vader zet ook zeer vernuftige doosjes in elkaar, waarin hij vaak iets verstopt voor Marie-Laure. Ze weet ze altijd binnen de kortste keren open te krijgen. In één zo’n doosje verstopt haar vader een zeer kostbare diamant, die hij voor het museum waar hij werkt in veiligheid moet brengen. Hun vlucht brengt ze uiteindelijk naar Saint-Malo in Bretagne, waar ze bij oom Etiënne in zijn grote huis gaan wonen. Maar het duurt niet lang of haar vader wordt opgepakt en naar een werkkamp getransporteerd. De diamant heeft hij echter verstopt in een huisje in de maquette van Saint-Malo, die hij voor Marie-Laure heeft gemaakt.
Uiteindelijk komt Sergeant-Majoor Von Rumpel, een Nazi die kostbare schatten moet verzamelen voor Hitler, deze diamant op het spoor. Weer een prachtige metafoor van de schrijver: een soldaat van de Duisternis die op zoek is naar een loepzuivere diamant!
Tijdens de aanvallen van de geallieerden komt Saint-Malo zwaar onder vuur te liggen. Marie-Laure is intussen alleen achtergebleven in het zwaar beschadigde huis van oom Etiënne. Met Von Rumpel op haar hielen, verstopt ze zich in een geheime ruimte achter een zware kast, waar ook de radiozender staat opgesteld die ze gebruikten om boodschappen door te geven voor het verzet. Daarvandaan zendt ze haar noodoproep uit, waarna ze muziek draait. Het is deze muziek die Werner op haar spoor zet, en uiteindelijk wordt ze door hem uit haar benarde positie bevrijd. De Bezetter wordt de Bevrijder!
Het licht overwint, ook al is het soms nog zo onzichtbaar. Dat is de boodschap die ik als lezer heb opgepikt uit dit prachtige boek. De schrijver heeft me weten te raken met zijn mooie taalgebruik en prachtige metaforen, verpakt in korte eenvoudige zinnen. De karakters worden mooi uitgewerkt, zowel hun lichte als hun donkere kanten. Alleen Marie-Laure, die leeft in het duister, lijkt geen donkere kanten te hebben. Een Engel, die licht brengt in de duisternis in het leven van de mensen om haar heen.
Heel knap om zulke wrede en donkere gebeurtenissen op zo’n fijnzinnige en poëtische manier te beschrijven. Om zo, zonder te oordelen, de menselijke kant van de Nazi’s aan het licht te brengen. Dat maakt vooral de Engelse titel (All the Light We Cannot See) meer dan waar!
Vraag: De hoofdpersoon van dit boek lijkt de blinde Marie-Laure te zijn. Zij vertegenwoordigt het licht. Of is het Werner, die de duisternis vertegenwoordigt? Is zijn sneeuwwitte haar een metafoor voor ‘al het licht dat je niet kunt zien’?
Heel goed geschreven recensie. Het nodigt uit om het zelf te gaan lezen. Knap gedaan!
LikeLike
Dank je! Veel leesplezier alvast! 🙂
LikeLike